De laatste reis van de Titanic

Het verhaal van de Titanic

Wie kent de film Titanic niet? Je denkt meteen aan Leonardo DiCaprio en Kate Winslet, die schitterden op het witte doek als Jack Dawson en Rose DeWitt Bukater. Het romantische liefdesverhaal eindigt tragisch. Het verhaal, dat deels geromantiseerd is, is in werkelijkheid minder romantisch dan in de film. De trieste werkelijkheid is dat 1522 mensen het leven verloren toen de RMS Titanic in de nacht van 14 op 15 april 1912 in aanvaring kwam met een ijsberg. De RMS Titanic, waarvan men dacht dat zij onzinkbaar was, voer onder leiding van kapitein Edward John Smith, die zijn laatste reis zou maken voordat hij met pensioen ging.

De bouw en achtergrond van de Titanic

De RMS Titanic werd gebouwd in Belfast, Ierland, en maakte deel uit van de White Star Line, waarvan Bruce Ismay de directeur was. Samen met William James Pirrie, de directeur van de scheepswerf Harland and Wolff, bouwde hij drie schepen, waaronder de RMS Titanic. De komst van de Titanic dwong verschillende rederijen om te concurreren, wat duurde tot aan de Eerste Wereldoorlog. Rond 1912 vertrok het eerste van de drie schepen vanaf de werf van de Duitse rederij Hamburg-Amerika Line.

Indeling en luxe aan boord

De Titanic was opgedeeld in drie klassen: eerste klas, tweede klas en derde klas. In die tijd betaalden passagiers in de eerste klas veel geld om te profiteren van de luxe en het comfort. Tijdens de bouw van de Titanic en de andere schepen werd veel aandacht besteed aan luxe en comfort voor de eerste klasse, en minder aan technische aspecten zoals snelheid en veiligheid. De grootste aandachtspunten waren bijvoorbeeld de prachtige eetkamers, kroonluchters, gymzalen, grote suites, rookruimtes en een mooi promenadedek met een prachtig uitzicht.

De luxe cabines waren tot in detail afgewerkt door een Nederlands meubelfabriek uit Den Haag, die zorgde voor vakwerk zoals de betimmering van de inrichting van de luxehutten. De schepen moesten veel comfort bieden. De tweede klasse bood ook luxe, hoewel deze minder uitgebreid was dan die van de eerste klasse. Ondanks dat de verblijfsruimtes in de derde klasse wat soberder waren ingericht, waren de kleine hutten, die vaak door vijf personen werden gedeeld, toch verbluffend vergeleken met de verblijfsruimtes op oudere schepen.

Veiligheidsmaatregelen en reddingsmiddelen

Via de promenade, ook wel het sloependek genoemd, dat zich op het bovenste dek bevond, konden de passagiers van de eerste en tweede klasse de reddingssloepen goed bereiken. Bruce Ismay, directeur van de rederij, vond echter 64 sloepen overbodig en stelde voor om slechts de helft te installeren, zodat de passagiers beter van het uitzicht konden genieten, met alle gevolgen van dien. Ismay wilde namelijk geen angst opwekken bij de passagiers door een te groot aantal sloepen te tonen.

Hoewel er voldoende reddingsvesten aan boord waren, leek het alsof de eigenaar van de Titanic vooral dacht aan luxe en minder aan veiligheid. Echter, volgens de wet van 1894 werd het aantal reddingssloepen niet gebaseerd op het aantal passagiers, maar op de grootte van het schip. Voor schepen in de categorie “meer dan 10.000 brutoregisterton”, de grootste passagiersschepen van die tijd, was een minimum van 962 plaatsen voorgeschreven. Dit aantal mocht echter verminderd worden als het schip over waterdichte schotten beschikte. De Titanic voldeed met een capaciteit van 756 reddingsplaatsen al aan de wettelijke eisen.

Het vertrek en de eerste reizigers

De eerste reis van de Titanic moest de naam vestigen van de White Star Line. Daarom werd er veel gedaan om aan de verwachtingen van de veeleisende passagiers te voldoen, met gala-avonden en luxe diners. In tegenstelling tot andere schepen, hadden ook de derde-klaspassagiers het behoorlijk aangenaam. De prijzen voor de hutten waren $36 voor de derde klasse, $66 voor de tweede klasse en $125 voor de eerste klasse. Om tijdens de overtocht in een van de grootste suites te verblijven, moest men in die tijd ruim $4000 neertellen. Helaas werd de Titanic maar voor de helft van zijn capaciteit benut. Tien maanden eerder was zijn bijna identieke broer, de Olympic, volgeboekt vertrokken, waarmee de Titanic moest concurreren. Het schip kon zich alleen onderscheiden met de titel “Grootste schip ter wereld.”

De Titanic had meer dan 1300 boekingen, en daar kwamen nog 900 bemanningsleden bij. Tijdens de eerste reis waren er veel belangrijke zakelijke gasten aan boord, waaronder Bruce Ismay, de directeur van de White Star Line, en Thomas Andrews, de ontwerper van de Titanic. Onder de bemanning zorgden ongeveer 500 mensen voor de passagiers en 325 voor het schip. Van de bemanning maakten 66 personen, waaronder acht leidinggevende officieren, deel uit van het personeel. Het vakbekwame personeel dat de hotelservice verzorgde bestond uit 324 stewards en 18 stewardessen, die zich met volle inzet voor hun werk gaven. Het schip zelf stond onder toezicht van meestal 35 ingenieurs en technici, 167 bedieners van de stoomketels, 71 kolenstampers en 33 mensen die de machines olieden.

De Titanic was klaar om te vertrekken en vertrok op 2 april 1912 vanuit de haven van Belfast richting Southampton. Vanaf daar zou de Titanic op 10 april 1912 verder naar New York varen. Iets na twaalf uur vertrok de Titanic uit de haven van Southampton richting zijn bestemming. Bijna gebeurde er een botsing met een ander schip door een bepaalde zuiging in het water, maar een ramp werd voorkomen. Door dit voorval kon de Titanic echter pas een uur later vertrekken.

De reis en de laatste uren

De Titanic vertrok en maakte een tussenstop in Frankrijk, waar nog 274 passagiers aan boord kwamen, voordat het schip verdervoer richting zijn bestemming, New York. Op 11 april ankerde de Titanic in de toenmalige Queenstown (nu Cobh) in Ierland, waar vooral derde-klaspassagiers aan boord gingen die nog net een kaartje konden bemachtigen. Om half twee vertrok het grootste schip, dat als onzinkbaar werd beschouwd en in die tijd het grootste ter wereld was, officieel naar New York. Niemand wist op dat moment welke ramp hen te wachten stond. De reis leek goed te verlopen. Met de wind in de zeilen voer de Titanic richting zijn bestemming, zonder problemen. Maar wat niemand aan boord kon weten, was dat deze dag hun laatste zou zijn.

Gewoonlijk volgde de koers tussen 15 januari en 14 augustus niet direct naar New York, maar via een zuidelijkere route om het risico op ijs te vermijden, door de koude Labradorstroom te omzeilen. Halverwege de reis draaide het schip naar het westen om deze koers tot het eindpunt te volgen. Uit de gegevens blijkt dat kapitein Edward J. Smith besloot de koers veel later in te zetten, ondanks radioberichten en waarschuwingen over veel ijs in de route en aanzienlijke ijsvorming. De reden hiervoor blijft een raadsel. Er waren echter vermoedens. Er gingen geruchten dat de waarschuwingen niet bij de brug waren aangekomen omdat men te druk bezig was met privételegrammen. Hierdoor ontbrak belangrijke informatie over de ligging van het ijsgebied.

De fatale botsing

De leider op de brug stuurde 3 of 4 berichten naar kapitein Smith, maar het lijkt erop dat hij slechts 3 berichten heeft ontvangen. Die avond was de communicatie tussen de bemanningsleden slecht georganiseerd, waardoor elk van hen verschillende informatie had. Dit leidde ertoe dat de Titanic plotseling midden in een ijsveld terechtkwam. Op 14 april 1912 om 23:40 belde Frederick Fleet in paniek vanuit het kraaiennest naar de brug. De 6e stuurman nam op. De ijsberg was echter al eerder opgemerkt, en er was vergeefs geprobeerd de Titanic te draaien. Helaas lukte het niet meer om de koers te veranderen, en het schip botste met volle snelheid aan stuurboordzijde op de ijsberg.

Het begin van het einde

Doordat de Titanic in botsing was gekomen met een ijsberg, was het schip onherstelbaar beschadigd. Langzaam maar zeker stroomde het schip vol water. Eerst vulden de voorste zes compartimenten zich met water, daarna de rest. Nadat de omvang van de schade was vastgesteld en scheepsbouwkundige Thomas Andrews had geconcludeerd dat het schip zou zinken, gaf kapitein Edward J. Smith om 00.15 uur de marconisten John George Phillips en Harold Sidney Bride het bevel om noodoproepen CQD naar andere schepen te verzenden. Het zogenaamd onzinkbare schip zou onherroepelijk zinken.

Paniek en chaos aan boord

Een uur na de aanvaring, rond 00:45 uur, werd er aangedrongen op het dragen van reddingsvesten en werd van de bemanning verwacht dat ze niets tegen de passagiers zouden zeggen. Als er vragen werden gesteld, moest men zeggen dat het om een oefening ging, om complete paniek te voorkomen. Er waren veel te weinig reddingsboeien aan boord, en omdat men de ernst van de situatie niet inzag, was er weinig belangstelling voor de reddingsoperatie.

Er gold in die tijd de gouden regel: vrouwen en kinderen eerst. Deze regel was echter afhankelijk van het dek waarop je je bevond. Er waren schrijnende gevallen. Een bekend geval was dat een moeder haar 13-jarige zoon moest achterlaten. Ook was er een moeder die haar man moest achterlaten en smeekte en huilde of hij echt niet mee mocht; de officier stond met tranen in zijn ogen. Een ander geval betrof een moeder die besloot om samen met haar hele gezin bij elkaar te blijven en samen met het schip ten onder ging.

De laatste momenten

De meeste opvarenden geloofden dat ze aan boord van het schip beter af waren dan in een reddingssloep. Mogelijk droeg ook het orkest, onder leiding van dirigent Wallace Hartley, bij aan het beperkte gevaarbewustzijn. De muzikanten, net zoals in de gelijknamige film, van wie niemand de ramp overleefde, speelden tot op het allerlaatste moment op het dek om te voorkomen dat er paniek zou uitbreken. Het bekende lied ‘Nearer, My God, to Thee’ zou volgens overlevenden ten gehore zijn gebracht.

De ondergang van de Titanic

In elke sloep was plaats voor 65 passagiers, maar omdat men niet geloofde dat de sloepen stevig genoeg waren, werden ze slechts voor de helft gevuld. Het personeel was niet voorbereid op een evacuatie, en Harland & Wolff had nooit verteld dat de sloepen getest waren en met een bezetting van 65 personen gemakkelijk konden worden neergelaten. Het was een complete puinhoop; het personeel ontbrak de juiste instructies en wist bijvoorbeeld niet waar ze heen moesten tijdens een ramp als deze.

Er waren ruim 1.178 plaatsen in de reddingssloepen, maar er werden slechts 823 benut. Rond 02:18 uur bereikte het zinkproces zijn hoogtepunt: door de onevenredige verdeling van het water over het schip werd een enorme kracht uitgeoefend op het voorste gedeelte van de Titanic. Dit overschreed het buigende moment van de scheepssterkte en het schip brak ter hoogte van ketelruim 1 doormidden. Even daarvoor was het scheepsnet verbroken door een algemene kortsluiting en vielen alle lichten uit, waardoor het schip in het donker lag. Door de breuk brak de schoorsteen af en verpletterde mensen die eronder wanhopig probeerden weg te zwemmen. Uiteindelijk brak de Titanic in twee stukken en verdween om 02:20 uur naar de ruim 3.800 meter diepte, voorgoed naar de zeebodem.

Een uur na de ramp was het muisstil. De paniek en wanhoop maakten plaats voor stilte. Molly Brown kreeg later een onderscheiding omdat ze mensen aanspoorde terug te gaan om overlevenden te zoeken. De kou en stilte maakten plaats voor verdriet en besef. Kapitein Edward J. Smith ging samen met het schip ten onder. Net als Thomas Andrews en andere prominente namen overleefde hij de ramp niet. Van de 2.223 passagiers en bemanningsleden kwamen er 1.522 om het leven. Een van de bekendste overlevenden was Bruce Ismay, de directeur van de White Star Line. Hij wist zichzelf in veiligheid te brengen, terwijl hij waarschijnlijk een belangrijke bijdrage aan de ramp had geleverd. De getuigen waren helaas allen omgekomen.

De nasleep van de ramp

De ochtend na de ramp was het breaking news: ‘Schip RMS Titanic is gezonken’ pronkte op de voorpagina’s. Ongeveer 30.000 mensen, waaronder familieleden, stonden aan de wal om een glimp van de overlevenden op te vangen. Het identificeren van de slachtoffers was begonnen. Een deel van hen werd anoniem begraven op het Fairview Cemetery. De meeste lichamen die niet geïdentificeerd konden worden, kregen echter een zeemansgraf. De rest werd teruggegeven aan de familieleden. In 1985 werd het wrak teruggevonden, waardoor veel informatie over het schip en zijn fatale reis aan het licht kwam.


Ingezonden door Xiomara Luijkx

Loading

0 0 stemmen
Artikel waardering
Abonneer
Laat het weten als er
guest
0 Reacties
Nieuwste
Oudste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
0
Zou graag je gedachten willen weten, laat een reactie achter.x